woensdag 17 november 2010
biodiversiteit in stadswater
Er is ook goed nieuws over biodiversiteit: stadswateren blijken minstens zo veel soorten te herbergen als water in het buitengebied, ontdekte Kim Vermonden. Ze onderzocht sloten, plassen en vijvers in nieuwbouwwijken en zag dat stadswater met het juiste beheer een prima leefomgeving is voor waterdieren- en planten.
‘De gemiddelde bioloog denkt toch: in de stad is weinig te vinden,' zegt Kim Vermonden. 'maar de biodiversiteit van stadswateren is even rijk als die van wateren op het platteland. We vonden ook zeldzame en beschermde soorten, zoals de platworm Planaria torva, de kokerjufferlarf Leptocerus tineiformis, de poelkikker Rana lessonae en de vis het vetje Leucaspius delineatus.'
Kim Vermonden is onderzoeker bij het Institute for Water and Wetland Research van de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze promoveert 25 november op het onderzoek, dat ze deed in de nieuwbouwwijken van Nijmegen-West en Arnhem-Zuid.
Haar onderzoek ontkracht de hypothese dat de waterkwaliteit afneemt als de hoeveelheid verhard oppervlak - wegen en daken en dergelijke - toeneemt. ‘Het maakte in mijn onderzoeksgebied niet uit of het water naast een park of naast een winkelcentrum lag. Gemiddeld was het verharde oppervlak van het gebied dertig procent en de waterkwaliteit had daar niet onder te lijden.'
Gemeentes en waterschappen investeren soms grote bedragen in filtersystemen voor regenwater. Volgens Vermondens onderzoek is dat lang niet altijd effectief. ‘Ze kunnen veel beter iets doen aan de riooloverstorten waar die nog bestaan. Instroom van rioolwater, dát is echt slecht voor de waterkwaliteit en de biodiversiteit.'
Ook andere adviezen die voortvloeien uit Vermondens onderzoek hoeven niet veel geld te kosten. ‘Begroeide, natuurlijke oevers - niet te steil, niet beschoeid - zijn heel belangrijk voor de soortenrijkdom. Dat is een kwestie van één keer aanleggen.'
Verder profiteert de biodiversiteit van geregeld baggeren - wat de gemeenten toch al doen omdat de sloten en plassen anders verlanden. Ook is er winst te halen door het maaibeleid aan te passen. Het hoogste aantal soorten wordt gevonden in water met een ‘matig verstoringsniveau'. Vermonden legt uit: ‘Dat heeft te maken met de opvolging van soorten in de tijd. In pas gegraven plassen zie je pioniers. Dit zijn soorten die vaak snel groeien, en makkelijk naar andere plekken toe kunnen komen. In een latere fase komen ook de soorten die wat langzamer groeien en zich minder snel verspreiden. Zonder verstoring verdringen deze ‘late' soorten de pioniers. Maar als er nu regelmatig een matige verstoring optreedt, denk aan het maaien van de middelste geul van de stadswateren, dan houd je beide groepen. Dus raad ik beheerders aan om geregeld te maaien, niet de hele vijver in één keer leeg te halen en de oevers intact te houden. Zo bereik je de hoogste biodiversiteit.'
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten